POLZERS PUZZELPOËZIE 10

Aflevering 10 – Dodenritderivaten

Door Jaap Bakker

Een meesterwerk laat sporen na in de geschiedenis. Het wordt uitgevoerd, besproken, geciteerd, vertaald en geparodieerd. Dat geldt zeker ook voor ‘Dodenrit’, in zijn oerversie een halve eeuw oud maar altijd nog springlevend. Deze zomer attendeerde P-verzamelaar Loek Berbee ons op een bewerking door cabaretier Patrick Nederkoorn, die in zijn recente theaterprogramma een geestig nummer brengt over een bakfietsvader die op de Veluwe door wolven wordt achtervolgd en de aan hem toevertrouwde kinderen één voor één overboord gooit om de roofdieren van zich af te schudden. Het loopt, net als in het origineel, slecht met hem af: ‘Terwijl de wolven mij verslinden denk ik: dat is pech / Je kunt wel naar de Veluwe maar komt er nooit meer weg’. Waarna een coda volgt met als refreinregel ‘Wolven hier, wolven daar’.

Het is te begrijpen dat liedjesschrijvers geïnspireerd worden door het troikalied, zeker nu de sinds kort in Nederland rondlopende wolven regelmatig voor consternatie zorgen. Hetzelfde thema werd uitgewerkt door Niels Groffen, die op YouTube een versie publiceerde waarin hij met een Drs. P-stem het vaderlandse wolvenprobleem becommentarieert.

Dit zijn slechts twee voorbeelden, maar toen Loek Berbee en ik wat verder in de materie doken bleken het er veel meer te zijn. Inmiddels staat de teller op 17. Dat zijn overigens niet allemaal parodieën; daarom gebruik ik in dit artikel de overkoepelende term ‘derivaten’, d.w.z. van het origineel afgeleide producten. Dit zijn ze:

  • 2 varianten
  • 3 vertalingen
  • 8 parodieën
  • 4 contrafacten (teksten zonder relatie met het origineel)

Varianten en vertalingen

‘Dodenrit’ werd ook door Adèle Bloemendaal op de plaat gezet, in een eigen variant. Deze verscheen in hetzelfde jaar (1974) als de versie die door Drs. P naar de hitparade werd gezongen. Het is niet helemaal zeker wat de oertekst was, maar ik gok op de P-versie. Adèles relaas telt 12 in plaats van 16 coupletten en heeft refreinen die tussen de coupletten zijn gestrooid in plaats van te zijn samengevoegd tot één lange staart (17x ‘Troika hier, troika daar’). Die versie is korter en conventioneler – en daardoor kennelijk commerciëler – dan het origineel. Maar artistiek is de Adèle-versie beslist de mindere; er staan ook de nodige slordigheden in. Ik kan me zo voorstellen dat de zangeres of haar producer de tekst hebben aangepast en dat de doctorandus daar zuchtend mee is akkoord gegaan. Hij had tenslotte een winkel.

Drs. P heeft de Dodenrit-tekst ook eens voor eigen gebruik herschreven. Hij had een hekel gekregen aan het origineel omdat het zo’n ellenlange nummer is waar tot zijn chagrijn bij optredens altijd om werd verzocht. Waarschijnlijk schreef hij daarom een alternatieve Dodenrit, die de helft korter is maar werkelijk alleraardigst. Hij is te vinden in de nieuwe editie van Tante Constance en Tante Mathilde. De ik-figuur reist na vele jaren opnieuw per troika door Siberië, wordt weer door wolven achtervolgd en vertelt aan de voorste wolf dat hij uit Nederland komt. Deze verliest terstond alle belangstelling want ‘daar maakte iemand indertijd dat rotlied over ons’. Het roedel druipt teleurgesteld af maar ziet algauw een nieuwe kans om de honger te stillen, ‘want daar verschijnt een troika met een kinderrijk gezin’. 

De doctorandus heeft diverse van zijn bekende nummers vertaald – hij beheerste het Frans, Duits en Engels voortreffelijk – maar heeft zich nooit aan ‘Dodenrit’ gewaagd. Misschien ook vanwege de lengte. Er bestaat echter een zeer geslaagde vertaling in het Duits door Friedrich Hlawatsch, die de in de coupletten vervlochten kinderliedjes verving door Duitse schlagers (Koffer in Berlin, 99 Luftballons etc.). Het nummer staat op de cd Die Niederlieder.  Fay Lovsky waagde zich aan een vertaling in het Engels, waarmee ze tijdens optredens in Canada veel succes had. En onlangs dook in Maarten Eilanders geluidsarchief nog een Engelse vertaling op, geschreven en uitgevoerd door een heerschap dat zich Rozeboosje noemt (‘a Dutch Italian living in Ireland’). De tekst wordt niet gezongen maar gedeclameerd en is helaas slecht te verstaan.

Parodieën

De overige Dodenritderivaten vallen uiteen in twee categorieën: parodieën en contrafacten. Een parodie is een stijlnabootsing en heeft dus een relatie met het origineel. Een contrafact is een tekst die niets met het origineel gemeen heeft behalve de melodische structuur. 

‘Dodenrit’ heeft diverse inhoudelijke en tekstuele kenmerken die prikkelen tot nabootsng en navolging – vandaar dat dat zo vaak is gedaan. In de tekst komen oeroude verhaalmotieven samen:

  • de Odyssee (een lange gevaarvolle tocht naar huis)
  • de Achtervolging
  • de Wolf als bedreiging
  • de Afvalrace (het ‘Tien kleine negertjes’-thema)

Daarnaast zijn er enkele vormkenmerken die parodisten hebben geïnspireerd: de citaten uit kinderliedjes, de lange coda waarin er lustig op los wordt gerijmd, en de akoestisch zo karakteristieke dictie van Drs. P.

De parodie van Patrick Nederkoorn bevat bijna al die motieven. Alleen zingt Nederkoorn met zijn eigen stem en vervangt hij de kinderliedjescitaten door titels van sprookjes (Roodkapje, Peter en de wolf e.d.). Hij gebruikt ook de beproefde parodistische techniek van het citeren uit het origineel (‘Het schemert op de Veluwe en nergens is een leeuw’)

Veel parodieën hebben, net als die van Nederkoorn, een reis als onderwerp. In ‘Tropische dodenrit’, gezongen door Edo Berger, rijdt een automobiel vol kinderen door een inmiddels angstwekkend opgewarmd Siberië. Door het ontdooien van de permafrost wordt het wegdek steeds zachter en komt er her en der methaangas uit de grond (‘Krater hier, krater daar’). In het laatste couplet ontploft er zo’n gasbel en dat betekent dan het einde van de inmiddels kinderloos geworden bestuurder.

Rients Gratama heeft een Friestalige tekst geschreven waarin hij het verhaal een originele wending geeft. De titel luidt ‘Boerebûterfeart nei Omsk’ (uitgevoerd door Gratama solo en later samen met de groep De Kast). Het verhaal dateert uit de tijd dat de EEG kampte met een boterberg; de verteller rijdt in een troika vol boerenboter naar Omsk om die daar in de winkel van oom Wassilev te verkopen. Ook hier wordt de slede achtervolgd door een troep wolven, die op afstand worden gehouden door ze af en toe een pakje boter toe te werpen. Als de boter op is, wordt overgegaan op andere kruidenierswaren zoals Braderije, Halvamel en Pastachoca. De troika komt behouden in Omsk aan, een spoor van mddervette wolven achterlatend.

Grappig is ook ‘De Zuidpoolexpeditie’, waarin Drs. P, de ik-figuur, met een gezelschap over het barre Antarctica trekt. De proviand is opgeraakt en de honger knaagt. De voedzame pinguïns zijn uit het zicht verdwenen en de sledehonden zijn geconsumeerd, dus nu zijn helaas de mensen aan de beurt. Er wordt likkebaardend gekeken in de richting van de verteller, weliswaar ‘een poëet van groot formaat’ maar ja, ‘de dichtkunst is voor onze tocht wellicht niet essentieel’. De afloop laat zich raden. Het lied werd geschreven door Hugo Matthysen en uitgevoerd – uiteraard met P-stemmetje – door Jan Van Gool.

Een reisverhaal op nationale schaal is het geheel in straattaal gestelde relaas van een dubieus gezelschap in een Hummer (‘We zijn op weg naar Groningen, de weg daarheen is lang / Dus smoken we een jonko en die shit is tantu spang’). Na enige tijd duikt achter hen een Lexus-truck op die ‘met uzi’s uit de ramen’ de achtervolging inzet… En dan stopt de vertelling. We moeten vrezen dat de auteurs (Quirien van Haelen, Michèl de Jong en Theo Danes, indertijd optredend als ‘De jonge heren’) het lied nooit hebben afgemaakt.

Een beroemde parodie zonder achtervolgingsthema maar wél met een Tien kleine negertjes-motief, is ‘Holland hier, Holland daar’ van Mike Boddé, die in het tv-programma Kopspijkers een perfecte Drs. P-imitatie ten beste gaf. Het lied speelt in de tijd van de Nederlandse militaire missie naar Irak. Ter verstrooing van de daar gelegerde soldaten worden allerlei zangers, cabaretiers en andere BN’ers uitgezonden, die echter stuk voor stuk akelig aan hun eind komen. ‘We sturen heel dat zootje naar Fallujah en Najaf / Dan zijn we dus voorgoed van al die B-artiesten af’ luidt de cynische boodschap van deze tekst.

Een andere bewerking met actuele thematiek heet ‘Drs. Pandemie’, een caleidoscopische terugblik op het coronajaar 2020, geschreven en gezongen door Niels Groffen.

Contrafacten

De melodische structuur van ‘Dodenrit’ is aantrekkelijk voor gelegenheidsdichters. De regels zijn lang en kennen slechts gepaard rijm, dus het schrijven van een nieuwe tekst is technisch niet moeilijk. Ook de lange staart, met dat schier eindeloze slagrijm, levert de tekstdichter weinig problemen op: de regels hoeven geen samenhang te hebben en mogen overal over gaan, en toch klinkt zo’n refrein lekker virtuoos.

Ik heb vier van dergelijke teksten gevonden, maar er zijn er vast veel meer. De coverband Bahamas kwam met een lied over de Hoekse lijn, een metrolijn tussen Schiedam en Hoek van Holland waarvan de aanleg veel voeten in de aarde had gehad. Je zou kunnen zeggen dat het reisthema hier is vervangen door het relaas van een bouwproces. Meer beschrijvend en impressionistisch van aard is het ‘Stadsparklied’, over een nieuw aangelegd park in Middelburg, technisch perfect uitgewerkt door Lonne van Liere. Hugo Matthysen, die we al eerder tegenkwamen als auteur van ‘De Zuidpoolexpeditie’ heeft zijn idool Drs. P bedacht met een wat stekelige ode (‘Hoe edel klinkt de dichtkunst toch uit deze schorre strot / Gedenkt, o mens, dit krassen is het krassen van een God!’ Beide Matthysen-verzen zijn opgenomen in de bundel Tony, de zieke pony.

Het meest verrassende contrafact is geschreven door de doctorandus zelf. Het was gericht aan zijn Vlaamse vriend Jan De Smet, die hem een opname van een Drs. P-hommageconcert (Gentse feesten, 2010) had toegestuurd. Drs. P was 91 toen hij onderstaand vers schreef. De lettertjes zijn wat bibberig, maar de rijmen staan nog altijd strak in het gelid. Wie let op de rijmwoorden in het refrein zal kunnen vaststellen dat Heinz Polzer altijd puzzelpoëet is gebleven.