Afl. 2 – Grabbelton en lobbertang
Door Jaap Bakker
Op rijpe leeftijd (hij was in de zeventig) ontwikkelde Drs. P een Opperlandse contraptie waar hij zich jaren mee heeft vermaakt: de grabbelton. Dat is een versje van doorgaans vijf regels waarvan alle rijmwoorden deelanagrammen zijn van het allerlaatste woord. Een nog moeilijker variant is de lobbertang, waarin het eerste rijmwoord in zijn geheel een anagram is van het laatste. Het zijn kolfjes naar de hand van Drs. P! In 2001 had hij genoeg exemplaren vervaardigd om er een boekje mee te vullen, toepasselijk Grabbelton geheten.
De versjes in de bundel zijn onderhoudend en de anagrammen soms werkelijk verrassend (zie bijvoorbeeld het exemplaar met ‘likeur’ als grabbeltonwoord). Ik citeer er een paar.
Het uitzicht is als van een hoge toren –
Veel weidser dan toen ik de klim begon
Nu zie ik tal van onderwerpen gloren
Ik ben verliefd tot over beide oren
Op deze nieuwe vorm, de grabbelton
We zaten welgemoed in de cabine
Maar plotseling… ‘Hu, kijk eens!’ klonk het bang
Bekommerd vroeg ik: ‘Wel, wat is er, Ine?’
‘Er zit een schorpioen op mijn bottine!’
Ik greep terstond mijn combinatietang
Het kalf richt zich begerig op de uier
De landschapsschilder zoekt de juiste kleur
De zuigeling verlangt een schone luier
Maar ik, die doelloos door het leven kuier
Neem na de maaltijd koffie met likeur
Onder de 136 verzen in de bundel Grabbelton bevinden zich 53 lobbertangen. De anagrammen zijn vaak op zichzelf al verrassend: omranden-ondernam, levenswijzen-zwijnenvlees, romantisch-monarchist, Aragon-angora-orgaan. Hier wat voorbeelden.
O, gaarne mocht ik meedoen aan koralen
Maar koorgenoten vonden mij een oen
Zowel de harigen alsook de kalen
Verguisden mijn sandalen en mijn kralen
En dus bespeel ik eenzaam een klaroen
Hoe lustig was destijds ’t zigeunerleven!
Indien ik dat ontkende, zou ik liegen
Nochtans – omtrent de poesta moet ik even
Mijn ontevredenheid te kennen geven
Vanwege die vervloekte reuzenvliegen
Al ben ik heus niet tegen persiflage
Dit wordt een serieuze tekst – geen grap
De zomer, moet u weten, is me lief
Dan maak ik mij eens los van het gareel
En zit ik urenlang, omringd door gras
Of fraaie bloementooi, in een prieel
Maar ook de kust komt mij dan goed van pas
Of ’t nu een strand is of een beach, of plage
Bij zonnig weer betreed ik graag de Pier
Daar installeer ik mij met menig glas
Koel bier of tonic, af en toe ook Spa
Zo niet maar weer eens een of ander sap
Voordat ik huiswaarts keer, bezoek ik rap
Een oord waarheen ik noodgedwongen ga
Te weten het toilet, of plasgerief
Het fraaie anagram van ‘zigeunerleven’ verleidde Drs. P tot een voor hem zeer ongebruikelijke afsluiting, namelijk met een vrouwelijk rijmwoord. Let maar eens op: de liedjes en gedichten van Drs. P eindigen bijna allemaal met een beklemtoonde lettergreep. Liedjes sloot hij, om muzikale redenen, graag af met een stevig slotakkoord. Daartoe koos hij logischerwijs een mannelijk rijmwoord. In zijn leesgedichten heeft hij die gewoonte voortgezet.