Door Jaap Bakker
Vooraf
In de vorige editie van deze website liet ik u onderstaand muurgedicht zien, aangetroffen in het Kohnstammhuis, een locatie van de Hogeschool van Amsterdam. Ik beklaagde me over de overschrijffouten in de tekst en nodigde de lezers uit die te vinden. Als u er vandaag nog even op wilt puzzelen, kijk dan goed naar de afbeelding zonder omlaag te scrollen.

Het eerste wat opvalt is de verkeerde spelling van de naam van de auteur: die heet niet Drs.P., maar Drs. P (zonder afkortingspunt en met een spatie vóór de P). Het is ook vreemd dat in dit titelloze gedicht de naam van de dichter als opschrift is gebruikt, al is dat uit esthetisch oogpunt wel te verdedigen.
De belangrijkste fout in de tekst zelf is de weglating van een woord in de voorlaatste regel. Wie als lezer het gedicht in zijn hoofd laat weerklinken (altijd aan te bevelen bij poëzie) merkt onmiddellijk dat die regel mank loopt: ‘Die lúchtkastélen wórden (…hé!) ruínen’. Het is ondenkbaar dat de doctorandus zo’n metrische misstap zou begaan. Dat heeft hij dan ook niet gedaan, hij schreef ‘Die luchtkastelen worden gauw ruïnen’.
De pietepeuters onder u zullen nog twee andere foutjes hebben ontdekt: de punt achter het woord ‘weggooimonument’ hoort er niet te staan (de doctorandus zette nooit punten of komma’s aan het eind van zijn versregels), en het te korte streepje achter ‘hartpatiënt’ (er staat een divisie in plaats van een gedachtenstreep). Gouden tip voor wie gedichten kopieert: controleer na de woorden altijd nog even apart de leestekens, hoofdletters en spaties.
Na deze puzzeloefening zult u met gescherpte geest kennisnemen van een nieuw staaltje poëzie van onze Grote Puzzelaar, te weten:
Afl. 4 – Groei- en slinkrijm
In het begin van de jaren ’70 bedacht Heinz Polzer een spelletje met rijmwoorden waarbij de rijmklank er stapsgewijs een beginletter bij krijgt: aal – oraal – graal – schraal. Die rijmwoorden werden verwerkt in een achtregelig versvormpje dat de naam groeirijm kreeg. Het omgekeerde procedé levert slinkrijm op: stroef – troef – roef – oef. De oogst van enkele jaren puzzelen werd gepubliceerd in de opmerkelijke bundel Grink.

Het boekje verscheen in 1979 bij C.J. Aarts, onder Polzers ‘jeugdpseudoniem’ Geo Staad, en bevat tal van huzarenstukjes, waaronder acrostichons, groei-slinkcombinaties, vreemdtalige voorbeelden en een complete Engelse handleiding ondertekend met ‘Henry Smyth’.
De bundel Grink opent met dit didactische exemplaar, waarvan de schrijver opmerkt: ‘Als u dit gedicht nu uit uw hoofd leert, weet u voor eens en voor al hoe het groeirijm werkt. En mocht u de naam vergeten, dan vindt u die terug in de beginletters.’
Geert sprak: ‘Wanneer ik in mijn eenzaamheid
Ribstuk met raapsteeltjes eet
O, dan denk ik terug aan mijn vrouw Aleid
En dan zie ik weer hoe zij leed
In ons huisje, voorzien van vast tapijt
Rubberplant, bankstel en pleet –
IJslijk moment! – toen ik haar vol verwijt
Met de sierpook het schedeldak spleet’
Hieronder nog een groeirijm en twee slinkrijmen als voorbeeld. Opmerkelijk is dat de cadans minder strak is dan we van Drs. P gewend zijn. Begrijpelijk, want het is al moeilijk genoeg om met vier min of meer vaststaande rijmwoorden een samenhangend verhaaltje te construeren. Het laatste vers is het recentst van de vier, en is metrisch het meest regelmatig met een vaste afwisseling van vier- en drievoetige regels. ‘Weerstand’ stamt uit de bundel Wis- en natuurlyriek die de doctorandus samen met de wiskundige Marjolein Kool in 2000 publiceerde.
Hij was een nomadische figuur
Niet geleerd, maar zo glad als een aal
Hij volgde zijn eigen, vreemde natuur
En vroeg niet naar wet of moraal
Ik zag hem in een verloren uur
Bij ’t stationsgebouw Brussel Centraal
Hij waterde zomaar tegen de muur
Met een strakke en strafbare straal
Terwijl Margaretha in pontificaal
Door de hoge paleisgang schreed
Fluisterde goedig Haar prins-gemaal
‘Zal ik je straks voorzeggen, Greet?’
Haar blik had de glans van nikkelstaal
Toen Zij antwoordde: ‘Aan Mijn reet’
Daarop betrad Zij de staatsiezaal
Voor het afleggen van de Eed
Weerstand
Zijn levenswerk mag onvergankelijk heten
(Het had iets te maken met stroom
In een tijd dat elektra krap toe was gemeten:
Men gebruikte nog gaslicht en stoom)
Wat zijn uiterlijk aangaat, dat ben ik vergeten –
Was hij vrolijk? Behaard? Leptosoom?
Maar zijn naam zult u toch op zijn minst willen weten
Die luidde in ’t kort G.S. Ohm